2.Muziek is taal
Thursday, 30 November 2006
Wij zijn zo gewend aan het luisteren naar muziek dat het bijna onvoorstelbaar is dat het opnemen en te reproduceren van geluid eigenlijk een zeer recente uitvinding is. Dat geluid überhaupt iets is dat je kunt vastleggen, heeft tot voor kort zelfs nooit als idee bestaan. De techniek en al het materiaal dat nodig is om een fonograaf te bouwen, was al eeuwen voor handen; het mechanisme is veel simpeler dan dat van vele andere apparaten die in de middeleeuwen werden gemaakt. Toch moest de mensheid wachten tot het einde van de 19e eeuw voordat iemand beseft dat geluid kon worden opgenomen en dit idee realiseerde. Volgens audio-archeoloog Brandan Kearney is er voor 1800 slechts één keer iemand geweest die dit idee beschriift; dat was Cyrano de Bergerac in “Comic History of the Empires of the Moon”. ( Over wie nu precies wat (en vooral wanneer) heeft uitgevonden, bestaan de nodige meningsverschillen. Daar ga ik het nu niet over hebben. (Dat doe ik graag een andere keer.)
De wasrol, de grammofoonplaat, de opnameband en het cassettebandje en alle andere analoge geluidsdragers hebben één belangrijk aspect gemeen: het geluid dat ze opnemen en/of reproduceren kan niet zonder de drager. Natuurlijk kon een wasrol ook al op vinyl worden overgezet (en gelukkig is dat op grote schaal gedaan, anders hadden we nooit kunnen horen hoe de eerste opgenomen geluiden klonken!) maar bij het kopiëren van analoog geluid naar een andere drager veranderde de kwaliteit van een opname aanzienlijk. Zo zeer zelfs dat je eigenlijk niet kunt spreken van een kopie.
Vanaf het prille begin van de mogelijkheid om muziek te kunnen opnemen en reproduceren is er discussie geweest over het copyright. En bij elke nieuwe ontwikkeling was er de angst dat de situatie onhandelbaar zou worden. De uitvinding van de 78toerenplaat, de bandrecorder en de cassetterecorder, de radio, de piratenzenders, om maar een paar van de bedreigingen te noemen, hebben achteraf bezien eerder bijgedragen aan het enorme belang dat geluid en muziek in het huidige leven inneemt en aan het aantal mensen dat er van kan leven. Het einde van de muziek-industrie, dat door sommigen werd gevreesd, bleef tot nu toe telkens uit. De grote vraag is of de introductie van de digitale techniek een wezenlijke breuk is met het verleden of dat het (achteraf) toch weer zal blijken een bijdrage te zijn aan de rol die muziek in ons leven speelt.
Belangrijk in deze hele discussie is dat met de komst van digitale reproductietechnieken de muziek is losgezongen van de drager. Praten over het maken van (al dan niet illegale) kopieën is in feite al een door de werkelijkheid achterhaalde gedachte: een digitale kopie is identiek aan het origineel. Ruim 90 jaar lang was muziek in feite synoniem met de drager. Ons taalgebruik is nog steeds gebaseerd op deze inmiddels achterhaalde situatie; we spreken nog steeds van een plaat of CD, terwijl in werkelijkheid de opnames die we bedoelen een eigen, digitaal leven zijn gaan leiden, dat onafhankelijk is van het materiaal waarop we ze hoorbaar maken. Kinderen denken en praten al heel anders over muziek dan mensen die nog weten hoe een pick-up werkt. Voor iemand van nu is muziek iets wezenlijk anders dan wat het tot voor kort was. Muziek begint steeds meer op taal te lijken. Alle woorden, uitdrukkingen en ideeën die wij gebruiken en waar wij onze identiteit aan ontlenen, hebben we niet zelf bedacht. Taal is gemeengoed, en alles wat door individuen aan de taal wordt bijgedragen, staat vanzelfsprekend tot beschikking van ieder individu. Ik heb het idee dat muziek langzaam maar zeker ook “taal” wordt.
Taal is allang niet meer uitsluitend verbaal: we spreken niet voor niets al een tijd van beeldtaal. Mensen denken steeds complexer en de bouwstenen van onze gedachten zijn niet alleen letters en woorden, maar ook in toenemende mate ook beelden. Voor geluiden en muziek geldt hetzelfde, ook al hebben we daar nu nog geen woorden voor. Voor mij lijkt de hele discussie over copyright zinloos als ook niet de psychologische kant van het verhaal in ogenschouw wordt genomen. De wereld verandert en zij verandert in steeds sneller tempo. Nog geen 150 jaar geleden gingen de grootste componisten en muzikanten dood zonder dat ze ooit een uitvoering van hun eigen muziek hadden gehoord. Tegenwoordig kan ik 24 uur per dag luisteren naar alles wat ooit is opgenomen en het op mijn computer bewerken naar mijn eigen smaak. Met regelgeving die gebaseerd is op een manier van denken die in snel tempo uitsterft, lijkt mij de wereld niet gebaat, en muzikanten en componisten evenmin. Gelukkig zijn er nieuwe ideeën in overvloed. En daarover wil ik het volgende keer met u hebben.